Een aandachtige lezer van deze blog maakte ons er attent op dat de verhaaltjes altijd in omgekeerde volgorde staan. Inderdaad, beste lezer, de meest recente verhalen staan bovenaan, de oudere onderaan. Dus je kan best eerst op de blog naar beneden scrollen (of rechts in de menu klikken op de maand naar keuze) tot je uitkomt bij het verhaal dat je het laatst hebt opgepikt, en van daar je weg naar boven werken (lezen).
Cuenca is waarschijnlijk de mooiste stad van het land. We bezochten er het Pumapungo Museo (museo del banco central) dat een duidelijk beeld schetst van de diverse etnische groepen in het land. De indigenas zijn in elke provincie van een andere stam, met eigen klederdracht en gebruiken. In Cuenca zelf waren het de Cañari die destijds de plak zwaaiden. De andere stammen (het zijn er een 16 tal voor heel Ecuador) hebben namen die je maar eens moet googelen, ik ben ze vergeten.
Er is ook een museo del banco central in Quito, maar dat is heel anders opgevat en toont vooral gebruiksvoorwerpen van deze stammen zoals Swatch horloges uit die tijd en zo.
Het museo del arte moderno in Cuenca was zo mogelijk nog interessanter, met name omdat het gebouw zoveel charme uitstraalt. Het was ooit een convento, maar ook een opvangtehuis voor alcoholisten en nu dus een museum met prachtige collectie moderne kunst.
In Cuenca kan je je gerust een volle dag bezig houden met kerkbezoeken en je lippen natmaken met gewijd water en kaarsjes branden om je tegen onheil te beschermen (hadden we dat maar gedaan, zie volgend bericht). Er zijn minstens 25 kerken. Vooral la Catedral Nueva is een prachtig gebouw, met aan de buitenkant diverse stijlen die eerst lijken te vloeken met elkaar, maar na een tweede analyse ga je er al snel van houden.
Op donderdag 23/08 deden we een georganiseerde excursie. We boekten een trip in ´La Casa de la Mujer´ - da´s een vereniging waarbij alle inkomsten rechtstreeks ten goede komen aan de inwoners van Tarqui, een dorpje in de bergen rond Cuenca. De bedoeling van het bezoek aan Tarqui was dat je zou worden ingewijd in het leven en de gewoontes van de Cañari. Wel, dat viel lelijk tegen. Ze bespelen zelfgemaakte muziekinstrumenten die vals klinken en zingen melodiën waar geen toonladder op te plakken valt. Dat zou voorwaar leuke televisie opleveren in een regenachtig en slap vtm zomerseizoen in België (ik zie de jury van idool die gasten al uitkafferen) maar dit toneeltje in de Andes stond ons helemaal niet aan. We houden het erop dat er voor de toeristen een soort show werd opgevoerd. Hopelijk worden onze centen die we aan het project gaven goed besteed en werden we niet bedrogen, maar we hebben zo onze twijfels.
Van deze hele week kunnen we geen foto´s laten zien. In het volgend bericht lezen jullie waarom.
25 augustus 2007
24 augustus 2007
Slang van hout
Ook in Cuenca moeten we het meestal met oploskoffie stellen. Dat is vreemd voor een land dat toch een serieuze koffieproductie heeft. Maar blijkbaar hebben veel boeren hun ziel en bonen verkocht aan Nestle. Die multinational heeft enorm veel invloed op het land, maar naar het schijnt hanteren ze een beter tarief en een vriendelijker beleid dan reuzen als Chiquita, die hier ook flink wat van de bananenoogst binnenhaalt.
Maar toen vonden we een echte koffiebar in Cuenca. Het is een heel klein stalletje waar je eigenlijk alleen maar terecht kan om gemalen koffiebonen te kopen, maar achteraan (eigenlijk in het prive gedeelte van het huis) staan twee tafeltjes waar echte die hards zoals Ingrid meteen hun portie caffeine kunnen opdrinken. We bestellen twee koffies aan het geimproviseerde toogske en zoeken onze weg naar achter. Een gil: Ingrid ziet een slang. Aan een tafeltje zit een dame met haar zoontje, en dat manneke heeft net een houten slang gekregen. Zo eentje die scharniert over het hele lijf. De glanzende vernis doet de rest: de slang lijkt echt, zo ook de doodsangst die Ingrid 5 seconden lang gevangen houdt. Al maar goed dat we niet naar de Oriente zijn gegaan. In de jungle maken ze er een erezaak van je op een uitstap van 1 dag zo veel mogelijk in het wild levende slangen te tonen.
Ecuador wordt gemakkelijkheidshalve opgedeeld in vier geografische gebieden: de Costa (kust), Sierra (andes), Oriente (jungle) en Galapagos. Tot nu toe verbleven we al vier weken lang in dorpjes en steden midden in of net naast de Sierra, over enkele dagen gaan we naar de Galapagos, en daarna doen we in 1 week enkele kustdorpjes. De jungle slaan we dus maar over, ook al is die nergens anders in Latijns Amerika zo makkelijk bereikbaar als in Ecuador.
Toen de jongen de houten slang had weggestopt, begon de koffie te smaken naar meer. Voor ons geen Nescafe meer. En geen slangen.
Maar toen vonden we een echte koffiebar in Cuenca. Het is een heel klein stalletje waar je eigenlijk alleen maar terecht kan om gemalen koffiebonen te kopen, maar achteraan (eigenlijk in het prive gedeelte van het huis) staan twee tafeltjes waar echte die hards zoals Ingrid meteen hun portie caffeine kunnen opdrinken. We bestellen twee koffies aan het geimproviseerde toogske en zoeken onze weg naar achter. Een gil: Ingrid ziet een slang. Aan een tafeltje zit een dame met haar zoontje, en dat manneke heeft net een houten slang gekregen. Zo eentje die scharniert over het hele lijf. De glanzende vernis doet de rest: de slang lijkt echt, zo ook de doodsangst die Ingrid 5 seconden lang gevangen houdt. Al maar goed dat we niet naar de Oriente zijn gegaan. In de jungle maken ze er een erezaak van je op een uitstap van 1 dag zo veel mogelijk in het wild levende slangen te tonen.
Ecuador wordt gemakkelijkheidshalve opgedeeld in vier geografische gebieden: de Costa (kust), Sierra (andes), Oriente (jungle) en Galapagos. Tot nu toe verbleven we al vier weken lang in dorpjes en steden midden in of net naast de Sierra, over enkele dagen gaan we naar de Galapagos, en daarna doen we in 1 week enkele kustdorpjes. De jungle slaan we dus maar over, ook al is die nergens anders in Latijns Amerika zo makkelijk bereikbaar als in Ecuador.
Toen de jongen de houten slang had weggestopt, begon de koffie te smaken naar meer. Voor ons geen Nescafe meer. En geen slangen.
22 augustus 2007
Cuenca
Ingrid en ik zijn sinds kort lid van Servas, een organisatie die wereldwijd actief is en die probeert mensen dichter bij elkaar te brengen. Als je er lid van bent, kan je over heel de wereld terecht bij andere leden. Ze helpen je met informatie, begeleiden je op je zoektocht naar leuke uitstappen en meestal kan je er ook terecht voor een overnachting of twee. Wie er meer over wil weten, moet maar eens surfen naar www.servas.org
In Cuenca zullen we logeren bij de familie Polo: Tito, Diana, Claudia en Juan Andres. We nemen in de busterminal voorlopig afscheid van James, Sebastian en Damaris. Blij dat we even uit het backpackers circuit zullen zijn, wachten we Claudia. We duiken de volgende dagen helemaal in het spaans onder. De familie is supervriendelijk, maar de communicatie in het spaans verloopt in het begin toch niet helemaal zoals het zou horen... na 20 uur spaanse les. We voelen ons meteen welkom in dit warme gezin. Vader Tito is chirurg (uroloog) en specialiseert zich in niertumoren, moeder Diana is dokter, Clauda is net afgestudeerd aan de modeacademie en Juan Andres is ingenieur automechanica. Inderdaad, dit is geen standaard gezin. Maar ze helpen waar ze kunnen: de zoon van de huishoudster, David, wordt als een volwaardig lid van de familie beschouwd en Tito probeert David een betere toekomst te bezorgen.
De eerste avond neemt het gezin ons mee uit eten: conchas (zeevruchten), scampi`s en een (eindelijk) lekker wijntje. Op zaterdag gaan we met de familie het nationaal park van Cachas bezoeken. We wandelen doorheen een zogenaamd paradijs voor allerlei exotische vogels, maar de vogels staken: we zien twee mussen. Misschien is het voor de vogels al even koud als voor ons: sinds een week laat de zon het afweten, we halen overdag geen 20 graden. Op zondag trekken we er zelf op uit. We nemen de bus naar de markt in Galaceo en bezoeken het `juwelendorpje´Chordeleg`. Ook krijgen we een rondleiding in de grootste orchideeënkwekerij van Ecuador en als we de gids mogen geloven de grootste orchideeënkwekerij ter wereld. Die plantjes beginnen hun eerste jaren in een glazen fles (zie foto`s). Diana is er niet gerust in dat ze ons een hele dag er op uit stuurt en geeft ons haar gsm mee. Ze staat er op dat we haar bellen zodra we terug in het busstation van Cuenca zijn. Het gezin pikt ons daar terug op en die avond zakken we even door in het centrum van Cuenca, in het aldaar wereldberoemde cafe Austria.
Helemaal te gek wordt het als Diana en Tito ook blijken te zorgen voor een nieuwe accomodatie. We kunnen vanaf maandag naar Fabiola, da´s Diana´s jongere zus. Die verhuurt (onder andere) studio´s en eentje daarvan staat tijdelijk leeg. Wij mogen er tot zaterdag in. Joepie!
Riobamba
Na Baños zouden we eerst rechtstreeks naar Cuenca rijden, maar omdat nogal wat toeristen nogal wild deden over Riobamba besloten we toch om dan maar eerst naar Riobamba te gaan. Riobamba is bekend omwille van twee dingen: 1) het stadje ligt het dichtst bij de Chimborazo (6310 m), de hoogste berg van Ecuador en als je rekening houdt met de afstand tot het middelpunt van de aarde (is in Ecuador verder dan in Tibet) ook de hoogste berg ter wereld. 2) de treinrit Èl Nariz del Diabolo, die maakt deel uit van het vroegere traject Quito-Guayaquil, maar door gebrek aan geld is heel het spoor in verval en kan je enkel nog in Riobamba een stukje van een spectaculaire rit door de Andes mee beleven.
Wij gaan voor de treinrit. Je moet je ticket reserveren. Dat gaat zo:
De trein gaat op vrijdag om 7 uur s`ochtends. Je moet een dag van tevoren je tickets in het station gaan reserveren en betalen. Wanneer precies je die tickets kan reserveren weet niemand exact van tevoren. Sommigen zeggen om negen uur, de lonely planet spreekt van aanschuiven vanaf twee uur omdat het loket om half drie opengaat. We spelen op safe en gaan om negen uur naar een verlaten perron. Er staat een man met een spraakgebrek aan de poort. Hij gebaart: kom terug om twee uur. En hij lispelt: de echte trein rijdt niet, het zal een electrische versie zijn, een soort van bus die op de sporen rijdt. En hij voegt er nog stotterend aan toe: er zijn normaal twee wagons, maar eentje heeft het begeven, er is dus maar een wagon over. Aantal plaatsen: 44... Even later horen we in de stad dat de president hemzelve gisteren het station is komen bezoeken. Toen was er een trein, jawel, maar ze hebben zo hun best gedaan dat ze nu even lak hebben aan toeristen die ook op de trein willen. Van anderen vernemen we dan weer dat je niet meer op het dak van de trein mag zitten. Tot vorige maand was dat dé attractie van de rit, maar toen is er een Japanse toerist onthoofd omdat die net rechtstond toen de trein onder een brug ging rijden... Verwarring alom dus, maar wij gaan netjes om half twee naar het station. Op dat moment staat er al een rij van zowat vijftig mensen aan te schuiven aan het gesloten loket. Gelukkig staat Debbie (je weet wel de rechter uit Londen) vooraan aan te schuiven en zij zal voor ons de tickets kopen. Even ontstaat er nog paniek omdat iemand zegt dat ze je enkel een ticket verkopen als je ook je paspoort bij hebt, kwestie van een correcte inventaris te hebben voor als er weer een ongeval zou gebeuren... Enfin, je moet je dat voorstellen: een rij van vijftig mensen die voor een loket staan aan te schuiven en absoluut niet weten hoe het nu precies zit met die trein. Om half drie gaat het loket ... nog niet open, maar om de verwarring compleet te maken komt er een soort tweede verkoop op gang: een man gaat naast het spoor een ander soort tickets verkopen, tickets waar je eerst een stukje met een bus meerijdt, en daarna, in een dorpje verderop, op de trein kan stappen. Ik heb het ondertussen al lang opgegeven en probeer wat spaans te leren langs het perron. Ik raak er aan de praat met drie mannen met hele vuile handen. Ze werken blijkbaar voor het spoor. De eerste heeft een Bijbel bij die hij bestudeert, de tweede is een dwergje met een pet op en de derde heeft enorm vuile, zeg maar zwarte handen. Plots zegt de man met de bijbel dat ie de stationschef persoonlijk goed kent en dat hij het eventjes zal regelen dat wij een plaatsje op de trein hebben. Hij stapt op de chef af die net op dat moment aanstalten maakt om zijn loket te gaan openen. Na een kort gesprekje komt de man met de bijbel terug naar mij en zegt: "het spijt me, maar de chef zegt dat ook die laatste werkende wagon stuk is en dat er morgen geen trein zal rijden". Inderdaad, vijf minuten later weet iedere toerist in het station dat twee uur wachten niets heeft opgeleverd.
Wel, dat was spannend! Buiten de treinrit valt er echt geen kneit te beleven in Riobamba, en bovendien is het veel te betrokken om een tochtje naar de Chimborazo te ondernemen. We beslissen om vrijdagochtend te vertrekken naar Cuenca, waar we voor het eerst bij leden van Servas zullen logeren. Benieuwd hoe dat zal aflopen.
Baños
Zaterdag 11 augustus. Jammer maar we kunnen niet in het prachtige Chugchilan blijven. Onze volgende halte wordt Baños. Ons groepje is ondertussen aan het uitbreiden. Samen met ons reizen ook James en Damarew en Sebastian mee. Omdat Chugchilan maar 20 huizen groot is, moeten we beroep doen op een pickup met gewillige chauffeur die toevallig langs komt en ons naar Sigchos brengt. Ingrid neemt plaats op de enige passagiersstoel die vrij is en de rest van de bende mag zoals we ondertussen gewoon zijn achter in de laadbak. Ingrid bespreekt met de chauffeur in haar beste spaans welke landen we zullen bezoeken en hoe we deze reis betaald krijgen. Ze had niet mogen beginnen over de verkoop van onze auto`s, want de man lachte zich een ongeluk en de pickup begon gevaarlijk te slingeren over de onverharde weg.
Er zou een bus zijn om elf uur in Sigchos. Zou. Want iedereen houdt er zo een eigen schema op na. Eenmaal in Sigchos blijkt de bus pas om half een te vertrekken. We genieten van het busstation, kopen wat snoepjes voor op de bus en houden wat bedelaars op afstand.
Er is geen rechtstreekse bus naar Baños. Eerst moeten we naar Latacunga. Daar stappen we over in een bus naar Ambato. Busterminals zijn altijd van die plekken waar je goed op je spullen moet passen. Ook hier: er zijn twee bussen die naar Ambato gaan (met een verschil van 5 minuten) en beide busbegeleiders proberen om ter hardst ons op de bus te krijgen. Enfin onze bagage raakt veilig en wel op de bus en daar gaan we. In de busterminal van Ambato blijkt plots geen verbinding meer te zijn naar Baños. Shit. Plots komt een vriendelijk madammeke aanlopen. Ze weet te vertellen dat er twee terminals zijn in Ambato. De bus naar Baños vertrekt vanuit de andere terminal. Waarom gemakkelijk als moeilijk ook kan, denk ik. Wij samen met die oude vrouw in een taxi naar de andere terminal om op de juiste bus te geraken. Complicado!
Na 8 uur openbaar vervoer komen we tamelijk murw aan in hotel Plantes y Blanco. De douche werkt. Een opluchting.
Zondag regent het pijpenstelen. We houden ons de hele dag bezig met de was en het updaten van onze blog. Maandag gaan we naar de `hotsprings`. Baños is een heel toeristische plek omwille van die natuurlijke hete baden, gevolg van de vulkanische activiteit onder de grond. Dus die maandag zitten we om acht uur ´s morgens in Piscina de la Virgen. Ingrid leert er al wekend in het hete water nog wat Spaans: ze raakt aan de praat met een wat oudere inwoner van Baños. Damaris, Sebastian, James en Debbie vermoeden het ergste, maar na een kwartiertje staat Ingrid terug aan mijn kant. Ik heb gelukkig nooit iets in de gaten gehad vermits geen bril aan in het bad... Oh ja Debbie. Weer een nieuw lid van de groep. Debbie woont in Londen en heeft haar drukke job als rechter opgegeven. Ze reist voor een jaar door Zuid Amerika en nu dus even met ons mee. Vorig jaar toerde ze lange tijd in Zuid Oost Azie, ze werkte er als vrijwilliger in een project in Cambodja - een schooltje - en probeert ons nu te introduceren bij die monniken daar.
Maandagnamiddag klaarde het op en wandelden we omhoog in een poging een glimp op te vangen van vulkaar Tungurahua (5016 m). Dat was een beetje te optimistisch gedacht, de top ging volledig schuil achter de wolken. Die vulkaan is best wel populair in Ecuador, het is een hele actieve vulkaan. De laatste uitbarsting was in augustus vorig jaar. In Baños verblijven is niet zonder risico`s zou je zo denken... Gelukkig ligt de stad zelf buiten de gevarenzone, de lava stroomt er (tot nu toe) altijd langs de andere kant uit. We hebben op die wandeling best wel wat plezier gehad in een toevallige ontmoeting met kinderen die in de knoei zaten met hun kite (zie foto`s) en met een gezinnetje dat in de bergen leeft in een hut. De kinderen verkopen af en toe een pintje aan voorbijgangers en leiden je daarna heel enthousiast rond op hun erf.
Dinsdag gingen we voor de actievere sporten. We huurden een mountainbike voor een hele dag en vertrokken met z`n allen voor een tochtje `routa de las cascadas`. De tocht is een kleine dertig kilometer lang en gaat gelukkig voor 90% van de tijd bergaf. Het was voor Ingrid haar eerste mountainbike ervaring, ze voelde zich in het begin erg onwennig op `dat ding`. Onderweg kom je inderdaad de ene waterval na de andere tegen, de een al spectaculairder dan de ander. Het vermelden waard is zeker de Pailon de Diabolo, vlakbij Rio Verde. Je kan tot heel dicht bij de waterval komen. De kracht waarmee die watermassa naar beneden dondert maakt dat je je als mensje maar heel klein voelt. Even verderop, in Rio Negro, hielden we het voor bekeken. We hoeven gelukkig niet helemaal terug de berg op te rijden. Gewoon een bus tegenhouden, de fiets op het dak vastbinden, en hopen dat ie er op blijft liggen tot in Baños.
Abonneren op:
Posts (Atom)